Ik wacht. Er waait een scherpe wind die alles in beweging zet. Onzichtbare handen gaan door het landschap, een vrouw die met haar vingers door haar haren gaat en ze los schudt. De bladeren en takken, het gras en de bomen, alles beweegt in tegengestelde richtingen. Vogels in de jagende lucht, hun vleugels strak gespannen, glijden razendsnel van luchtlaag naar luchtlaag. Een waanzinnige dans in een rusteloze hemel. Het zand waait op in wolken, gewichtloos in deze veel te lange droogte. Het is koud maar ik voel een vlaag van twijfel langs mijn wang. Te vroeg nog voor warme dagen en te laat voor de winter. Er zijn geen wolken, alleen maar onrust.
Ik wacht en sluit mijn ogen. De dagen gaan traag en ik probeer ze te vullen met niet te wachten. Ze worden warmer en voelen soms al onheilspellend zomers. De putten zijn leeg en het regent nog steeds niet. Ik loop op blote voeten door de kamers en voel hoe de houten vloeren opwarmen. Het is stil in huis. Het kraakt en het zet zich, het schikt zich, in tegenstelling tot mij, in de tijd. Dit huis draagt rust in haar oude balken. Ik ben een passant die de dagen telt.
Ik wacht nog steeds maar bedenk na een poos hoe zinloos het is. Tijd vervult zichzelf. Loopt vol en weer leeg van zichzelf, los van datgene waar ik op wacht. Een eeuwigheid van aan elkaar gelinkte momenten die elkaar betekenis geven en vervullen of voltooien.
Uiteindelijk komt het moment vanzelf naar je toe en soms wens je dat je er niet op gewacht had. Het weegt te licht en draagt te weinig toekomst. Het zet je terug op je dorre pad. Je besluit het nooit meer te doen, wachten…
31 mei 2020
댓글